Twee weken geleden volgde ik een presentatie van Dirk De Wachter. Hij sprak over gelukkig zijn. Mijn boekenverslaving kreeg weer even de bovenhand want hoewel ik mezelf had voorgenomen dit jaar geen boeken meer te kopen, kocht ik er na afloop vier van hem.
Een gewone en hyperinspirerende man, Dirk. Wat hij vertelde voelde als thuiskomen. Een ‘dit klopt’- gevoel overviel me toen hij vertelde over het belang van ‘gewonigheid’, zoals hij dat zelf zo mooi verwoordde. Over de nood van mensen aan niet-weten of begrijpen en wachten. Over de nood aan stilte en traagheid.
Zijn uiteenzetting deed me denken aan mijn grootouders. Zowel langs vaders als langs moeders kant, werd er ‘geboerd’. Keihard werken was het, van ’s ochtends tot ’s avonds. Ik herinner me dat ik met mijn oma wortels en prei uit de moestuin trok, die vervolgens onder de buitenkraan afgespoeld werden. Ze droeg een tinnen tijl op haar heup en verzamelde daar alle groenten in om vervolgens soep mee te maken. Al van vroeg in de ochtend geurde het huis naar verse groentesoep, meestal met ballekes die ze dan ook zelf had gerold. Ze was een hele voormiddag in de weer om het eten te bereiden en als mijn broer en ik dan ’s middags, moe van het kampen bouwen in de tuin, onze voeten onder tafel schoven, kringelden de dampen van een verse, voedzame maaltijd in ons gezicht.
Na een week hard werken, schoven mijn grootouders hun plastic tuinstoelen tegen de voorgevel van het huis en werd er nagepraat over de week. Ze genoten van het zonnetje en keken naar de voorbijgangers. Meer dan eens, zetten ook de overburen hun stoel tegen de straat en werd er een ‘heej’ geroepen met bijhorende handgebaar. De buren, of zijzelf, staken de straat over met de stoel in de hand en men schoof bij. De standaard openingszin ‘En hoe gaat het hier?’, werd meestal gevolgd door een ‘goed, en bij jullie?’.
Maar, en dat is het wonder van de traagheid die je in zulk persoonlijk contact kan vinden, als op je gezicht iets anders te lezen stond dan ‘goed’, werd dit in vraag gesteld. ‘Oei, precies toch niet helemaal OK? Vertel eens’. De rest van de avond vulde zich dan met verhalen over een deel van de aardappeloogst die mislukt was omdat het veld onder water was gelopen, of over de schoolresultaten van de jongste die tegen waren gevallen, over de inwonende moeder wiens gezondheid hun zorgen baarde, … Geluk en tegenslag werd gedeeld. Men nam de tijd en mensen werden letterlijk deel van mekaars zorgen. En zoals het spreekwoord zegt: ‘gedeelde smart is halve smart’. Het leven zoals het is, werd onder de loep genomen, met zijn mooie en minder mooie kanten.
Dirk De Wachter sprak verder over de huidige tendens van ons dwingend streven naar geluk. We leven volgens hem met de illusie van maakbaarheid. Die uitspraak resoneerde sterk. Ik herken het niet alleen in mijn eigen verhaal, ook bij de mensen die ik ontmoet in mijn praktijk. Vele mensen, ik ook, zijn opgegroeid met het idee dat als je alles hebt om gelukkig te zijn, je dat dan ook maar moet zijn. ‘Als je een dak boven je hoofd hebt, een job, brood op je bord en je bent gezond, wat klaag je dan?’
Je slecht voelen wordt zo hyper-verpersoonlijkt want ‘het zal dan wel aan mij liggen’. Het heeft bijna iets beschuldigend. Het resultaat is dat mensen minder en minder durven uitkomen voor wat er aan de binnenkant gebeurt. Ik hoor het zo vaak: ‘ik wil anderen niet opzadelen met mijn problemen’, ‘ik praat niet graag over gevoelens’, ‘ik wil andere niet tot last zijn’. Niet verwonderlijk dus, dat zo veel mensen zich eenzaam voelen.
Als psycholoog ervaar ik dat heel sterk. Mensen komen naar je toe omdat ze een probleem hebben, omdat ze ergens in vastlopen. Je wordt als professional verondersteld om hierin (liefst zo snel mogelijk) een oplossing, of op zijn minst verlichting te kunnen brengen.
Een arts kan een medicijn geven bij ziekte. Dat kan ik niet. Ik gebruik een boot. De metafoor schept duidelijkheid in de dynamiek van gelukkig zijn. Het leven slaat soms golven op het dek, je komst soms in stormweer terecht. Al dat water op je boot, doet je boot schommelen. Je wil het water van je dek af en doet je uiterste best om je weer beter te gaan voelen. Maar soms lijkt wat je doet niet genoeg en heb je het gevoel te kapseizen. Ik vertel dan dat extra emmers gebruiken op het dek geen eeuwig soelaas kan brengen. Het is mijn overtuiging dat achterhalen wat er in de kiel van je boot zit en daar dingen aan toevoegen je boot stabieler zal maken.
Weten wat er aan de hand is en hoe dit aangepakt moet worden is vanzelfsprekend belangrijk. Die traagheid waarover Dirk De Wachter spreekt, is dus van essentieel belang in mijn job. In mijn metafoor van de boot moet je eerst weten met wat voor boot je vaart, welke brandstof deze boot nodig heeft, of je schip ergens onderweg averij heeft opgelopen die eerst hersteld moet worden, in welk vaarwater het vaart, wat de weersomstandigheden zijn en van welke vloot de boot deel uitmaakt. Sla je die stappen over, dan is de kans bestaande dat snelheid maken om naar een bestemming te varen, de boot zuur zal opbreken.
Mensen willen, begrijpelijkerwijs, weten waarom ze vastlopen, waarom ze zus of zo reageren en wat ze daaraan moeten doen. Maar ontdekken dat je boot misschien geen speedboot maar een zeilschip is, dat je je koers niet kan varen omdat het water te woelig is of dat die bepaalde storm toch een gat in de romp van jouw boot heeft geslagen, dat is heftig. Daar moet je eerst van kunnen bekomen en daar is tijd voor nodig.
Zo zag ik een minderjarig meisje met een eetstoornis. Ik had haar twee keer ontmoet en wilde haar moeder uitnodigen voor een gesprek. Mama antwoordde me dat ze de begeleiding wenste stop te zetten. Toen ik om uitleg vroeg, antwoordde ze me dat haar dochter vond dat mijn vraagstelling te bruut was en dat ze zich onbegrepen voelde. Dat kwam initieel heel intens binnen omdat ik dat zelf niet zo ervaren heb. Als ik mijn notities herlas, begreep ik het. Tijdens onze tweede sessie kwam er onverwacht een thema bij haar naar boven waar ze lang niet over had nagedacht, wat ze naast zich had neergelegd en wat ze in haar beleving aanvaard had. Ze sprak met andere woorden over die spreekwoordelijke averij. Er rolden tranen over haar wangen.
Binnen een groeitraject van een cliënt is zulk zelfinzicht zeer waardevol. Daar kan je binnen therapie op een zorgzame en veilige manier mee gaan werken. Anderzijds, als dit zelfinzicht onverwacht komt, zoals dit bij haar het geval was, kan dit erg confronterend zijn.
Ik vind het oprecht jammer dat deze cliënt de samenwerking heeft afgebroken, al begrijp ik het wel. Misschien had ik nog meer op het gevoel van veiligheid en vertraging moeten inspelen.
Ik neem in ieder geval de wijsheid van Dirk de Wachter nog net iets bewuster mee in mijn volgende consultaties.