Het is maar hoe je ‘t bekijkt

Lunchpauze op een vrijdagmiddag. Ik bedacht me dat ik nog wel snel even boodschappen kon doen voor ik aan mijn volgende consultatie zou beginnen. Goed idee, vond ik van mezelf, zo vermeed ik de zaterdagvoormiddag-drukte en hoefde ik ook geen vermoeide kinderen mee naar de winkel te slepen na schooltijd.

Ik had de boodschappen al per rayon geordend op mijn lijstje zodat ik snel en efficiënt kon winkelen. Aan de kassa toegekomen, bleek mijn kar behoorlijk volgeladen. Met nog maar een half uurtje op mijn klok, was ik behoorlijk gehaast.

Achter mij stond een ouder koppel. In hun kar telde ik hooguit een item of vijf. Met opperste concentratie, schikte ik de zwaardere items vooraan op de band, de lichtere en meer breekbare producten achteraan. Ik durf geloven dat de vrouw aan de kassa mijn intenties oppikte want ze glimlachte en wachtte geduldig tot ik klaar was met mijn boodschappen-tetris voor ze mijn klantenkaart vroeg.

Net op het moment dat ik de doos eieren er ergens achteraan probeerde tussen te puzzelen, zei de dame achter me: “Mogen wij snel even voor? We hebben maar een paar spulletjes bij”.

Vroeger zou ik zonder nadenken “geen probleem” geantwoord hebben en plaats gemaakt hebben voor dit koppel, zelfs al was ik daar niet mee opgezet. Ik wilde altijd vriendelijk zijn, zette mezelf makkelijk op de achtergrond om op die manier goed te willen doen voor anderen. Ondertussen heb ik geleerd dat ik mijn eigen ruimte mag innemen.
Dus mijn antwoord was bijgevolg: “liever niet, mevrouw, ik ben gehaast.”

Het gezicht van de vrouw vertrok, ze draaide zich om naar haar man en zette mompelend een stap opzij. Alsof hij er op zat te wachten spatte de man plots: “de jeugd van tegenwoordig heeft voor niks nog tijd!”.

Mijn maag draaide om. Ik onderdrukte mijn immer neiging om te verklaren waarom ik dit antwoord had gegeven. Mijn harstslag ging omhoog maar ik werkte gedecideerd de betaling en het inladen van de boodschappen verder af.

Onderweg naar huis voelde ik me misselijk. Dat heb ik wel vaker als mijn verstand iets anders zegt dan mijn gevoel. Hoewel ik wist dat het OK was om aan te geven wat ik zelf wou, durft mijn gevoel me al wel eens tegen spreken. Ik sprak mezelf toe in mijn hoofd: “Wat je zei was correct en vriendelijk, dat heb je goed gedaan”. Al voelde het een beetje onnozel om mezelf op deze manier toe te spreken, ik merkte dat mijn hartslag daalde.  

En toen floepte er plots in mijn hoofd: “hij zei ‘jeugd’… Die man noemde mij ‘jeugd’”.
Zo liep mijn week af met efficiënt afgehandelde boodschappen, correct aangegeven grenzen en mét een glimlach op mijn achtendertigjarige gezicht.