
Ze eet gewoon minder.
Da’s de leeftijd.
Of toch niet?
Je kent dat wel.
Je dochter begint op zaterdag groentjes te stomen.
Op zondag laat ze haar croissant liggen.
Gezond bezig, toch?
Tot het maandag wordt.
En dinsdag.
En de brooddoos onaangeroerd terugkeert in haar boekentas.
Tot ze boos wordt als je vraagt waarom ze weer sla eet.
En dan voel je het.
In je buik.
Shit. Dit klopt niet.
Twijfel is een stille ondergraver.
Een eetstoornis maakt geen entree met drama.
Ze komt op kousenvoeten.
Ze schuift mee aan tafel, zonder dat iemand het merkt.
“Misschien is het een fase.”
“Ze heeft veel stress op school.”
“Ze lijkt wel gelukkig, toch?”
Je twijfelt. Omdat het anders écht wordt.
Maar elke dag dat jij blijft twijfelen,
neemt de eetstoornis wat meer ruimte in en drukt hij jouw kind zachtjes opzij.
Je lijf weet het al
Je voelt het.
Lang voor er een diagnose is.
Niet in je hoofd.
In je buik.
En toch zeg je niks.
Om de vrede te bewaren.
Omdat je bang bent te overdrijven.
Omdat je partner zegt dat het wel meevalt.
De eetstoornis houdt van twijfelaars
Hij wil tijd.
Zodat jij denkt dat je het mis hebt.
Dat ze het zelf moet willen.
Dat praten helpt.
(Praten helpt trouwens pas als er eerst gegeten wordt. Da’s de volgorde.)
Je kind heeft geen vriendin nodig
Ze heeft een ouder nodig.
Iemand die zegt:
“Dit stopt hier.”
Niet schuldig voelen.
Wel je plek innemen.
Want dát is liefde, in actie.
Je mag struikelen onderweg.
Als je maar op tijd vertrekt.
PS:
Wil je weten hoe je dat thuis aanpakt, zonder drama, mét effect?
Klik hier en ik toon het je.